Kasteel de Erp te Baarlo

Het kasteel "De Erp" te BAARLO.

De reeds eerder aangehaalde Eerw. Pater Corn. Thijs SSS, schrijft in het "Oud-adellijke BAARLO" o.m.: "De heerlijkheid Baarlo, eigendom van Gerard van Baarlo in 1219, behoorde tot het graafschap Kessel (reeds voor 1100 vermeld)". Rond 1278 ging het graafschap Kessel over aan de Hertog yan Gelder. We vinden vermeld,dat REINOUD I in 1279 in het bezit was van het slot, de tol en het land van Kessel. Waar eerst de wachtpost der Romeinen gestaan had werd toen in Baarlo een sterke burcht gebouwd,een echt ridderslot met grachten, wallen en een ruime schans, waar mensen en vee zich veilig konden voelen. Wanneer het eerste kasteel gebouwd werd is niet bekend. Het stond er in alle geval vóór 1400. Het werd bestormd en ingenomen door Karel de STOUTE in 1473-74 en door een Engels leger in 1511.Dat zulks niet zonder slag of stoot gebeurde blijkt uit het feit, dat de Brabanders vreugdevuren en bazuinen ontstaken, toen ze het veroverd hadden (aldus Slichtenhorst). Het kasteel had zich tot de laatste man verdedigd. Bij de overgave was vrije aftocht bedongen: alleen Mevr. van EIJLL en een enkele hofdame stapten over de neergelaten brug naar buiten! In 1543 trad Keizer KAREL V er binnen zonder dat er geweld gepleegd was. In 1572 werd het geplunderd door de Geuzen en in 1578 in brand gestokan door de Graaf van HOLLACH en bleef bijna 20 jaar in puin liggen. In 1590 nam Kolonel BENTINCK zijn intrek in de ruinen. SYBERT III van EIJLL knapte het op en kwam er weer wonen.

Uit de volgende brieven moge blijken hoe het kasteel in het bezit van de familie POLLART van Aldeneijck kwam.

Bij brief van CAREL II, Koning van Spanje enz. enz. d.d, 28 april 1674 verklaart deze: "dat de heerlijkheid BAERLO, met hooge, middele en lage jurisdictie bestaande in crimineele en civiele breucken, erven en onterven, met al hetgeen daartoe is gerequireerd en daarvan dependeerd, zoo nopende het stellen van Scholtis, Schepenen en gerichtsboden, als in geboth als in verboth van diensten, met het regt van Collatiën van geestelijke beneficiën, die de Koning daar (te Baarlo) zoude mogen hebben, bij den derden Stockenslagh, voor de somme van 5600 ponden van 40 groote munten van Vlaanderen ieder pont, verbleven. (en verkocht) is aan Frederick Bertram . van LAER tot BAERLE en Jan van HOLLONIEN zu NEDEN (beiden waren zwagers van Diederick van Pollart van Exaten en van Jan van Pollart van Aldeneijck. schr.) om door hen en derzelver erven erffelijk,eeuwelijck en onwederroepelijk bezeten te worden; welke heerlijkheid zij en hunne nakomelingen zullen te leen verheffen van de hertogen van Gelderlandt en waarvoor zij de eedt zullen doen aan de Stadthouder der leenen des Konings in het hertogdom Gelder en zullen zij met dit leen, pro indivite beleend worden,tot een bondigh leen ten Gelderschen regten leenroerig én met 15 goltgulden te verhergewaeden. De voorz. Freder.Bertr. van LAER en Jan van HOLLONIEN zullen derzelve heerlijkheid genieten en gebruiken als hun eigen goed, zoo wijd en zoo breed als de limiten van derzelve heerlijkheid zich uitstrekken, met regt om te mogen planten op de groote wegen en de gemeente, bijenstand, vogelvrije, visscherei, jaght enz. mitsgaders diensten,geboth en verboth en alle amenden, zoo crimineele als civiele confiscatien van bastaardgoederen enz. enz."

De Erp In een brief van 16 juni 1678 heeft de Koning aan ,Johan Bertram van LAER, mitheer van Blerick en Hendrik POLLART tot Exten (dit is een neef van H. POLLART tot Aldeneijc (lees: Aldeneijck.schr.)_in qualiteit als bij den Hove aangestelde voormunders over de onmondighe kinderen van wijlen den Ritmr. HOLLONIEN Consent en Octrooy verleent om de helfte der heerlijkheid Baarloo aan hem als Hertog van Gelrei leenroerich te mogen vercoopen."

Uit de volgende acte blijkt, dat de voogden van de kinderen HOLLONIEN de helft van de heerlijkheid Baerlo verkopen aan Johanna Adelheid van HARDENRAEDT, weduwe van Lambert van POLLART van Aldeneijck. Lamberts moeder Elisabeth van LAER was een zuster van de andere mede-eigenaar Johan Bertram van LAER.

"Jonker Johan Bertram van LAER, mitheere tot Blerick en Jonker Hendrik van POLLARDT, Heere tot Exten als bij den Ed. Hove aangestelde voormunders over de onmundighe kinderen van wijlen Heere Ritmr. HOLLONIEN en Mevr. Adriana van LAER, echtelieden, uit cracht van het speciaal octroy van den 16en juni 1687 vercoopen en cedeeren aan Mevr. Johanna Adeleida van HARDENRAEDT, weduwe van POLLAERDT, geassisteerd bij den adv. Christoffel Laurens Petit haren daartoe gekozen momboir en Heere Hans Caspar van KEVERBERGH, Heere tot Aldenghoor als momboir en van het onmundighe kind van gemelde weduwe POLLARDT en ten behoef deszelve de halve heerlijkheid Baerloo met ap- en dipendentiën voor de somma van 1225 pattacons. 30 januari 1688." .

DE ERP In een brief van 31 januari 1688 beleend de Koning van Spanje Christoffel Laurens Petit "als hulder ten behoeve van Jonker Andries Emondt van POLLARDT met de helft van de heerlijkheid Baerlo.

In een schrijven van 20 juJ.i 1688 bekennen Jonker Bertr.van LAER en Hendrik POLLAERT tot Exten, als voorrnunders der kinderen van wijlen den Heere Ritmr. van HOLLONIEN tot Melick ontvangen te hebben van Vrouwe van HARDENRAEDT, wed. van POLLARDT het bedrag der kooppenningen voor de helfte der heerlijkheid Baarloo. . ,

Jonker Andreas Emondt van POLLART, die reeds heer was van de Berckt, was dus nu tevens medeheer yan Baarlo. Uit de volgende brieven blijkt hoe deze tak van de familie uitstierf en hoe dit goed op een andere familie overging.

In een brief van 2 augustus 1690 schrijft Joahanna Bertrame van POLLART, kloosterzuster en tante van Jonker Andries Emondt van POLLART, heer van Baerlo en de Berckt, aan diens moeder, dat zij vernomen had dat Andries Emondt op een kasteel gelegen tussen Charleroi en Philipville gevangen werd gehouden en in behoeftige omstandigheden verkeerde. De 22 mei van dat jaar had Andries zijn moeder het laatst geschreven. Dit was, zoals hij schreef, 2 dagen voordat hij te velde trok. Deze Jonker Andries, Heer van Baerlo en van de Berckt is niet meer uit krijgsgevangenschap teruggekeerd. Hij had twee zusters doch geen broer die hem als zodanig opvolgen kon. Zijn moeder hertrouwde zoals uit het yolgende huwelijkscontract blijkt.

"Huwelijkscontract tusschen Johan van RHOE, genannt OBSINNICH,Majoor in het regiment van den Heere Grave van Vlodrop ten dienste van de Hoog Mogende Heeren Státen, toekomende bruidegom ter eenre en Vrouwe Johanna Adelheit yan HARDENRAEDT, Vrouwe tot Balder (Baarlo), Cassel (Kessel) en Birrich (Berckt), douariére van POLLAERT ter andere zijde, toekomende bruid. Balder op de Birrick 16 november 1690."