De duinen ter plaatse zijn vele malen vergraven; er zijn geen sporen van een kamp te vinden. Dit is begrijpelijk als we bedenken dat de barakken vrijwel zeker van hout waren en er zullen beslist geen straten of verhardingen zijn aangelegd. Het opruimen is dan erg gemakkelijk en na enkele jaren herinnert niets meer aan een kampement. In het archief van de Gemeente Amsterdam moet nog gezocht worden maar de verwachtingen zijn niet hoog gestemd; het waren immers maar polderwerkers.
Een tweede kamp lag in het Zegveld, dieper in het Duin achter de ingang de Oase. Ook hier werd toen een kanaal gegraven want Amsterdam had water nodig voor de stadsuitbreidingen. In het Bevolkingsregister van Zandvoort staan alle polderwerkers ingeschreven, ófwel "in het huis in het duin", ófwel "in het huis aan den Grintwerg". Het verschil kan duiden op het kamp waar ze verbleven. Volgens deze theorie zou het gezin Verhoeven-van Loon dan in het Zegveld hebben gewoond.
Een aantal van de polderwerkers zijn uitgeschreven naar Hillegom en andere plaatsen, vrijwel niemand ging terug naar de plaats waar vandaan zij kwamen en de meesten werden amtshalve geschrapt bij de volkstelling van 1910. Toen was het dus definitief over.
Meestal werd er in keten gewoond die geplaatst werden bij de waterstaatkundige werken die moesten worden uitgevoerd. Adriaan Verhoeven had of koos hetzelfde vak als Krinus van Loon, zijn latere schoonvader. Polderwerker. Het is waarschijnlijk dat zowel Krinus als Adriaan tot de categorie van "kleine onderaannemers" moeten worden gerekend. Beiden waren in staat om steeds hun gezin mee te nemen en van Adriaan is bekend dat hij bij aankomst in een plaatselijke herberg trok om daarna voor tijdelijke huisvesting te zorgen. Dit duidt toch op een voor die tijd relatieve welstand.
Als er geen foto's worden gevonden, zullen we nooit weten hoe de kampen er hebben uitgezien. Gezien het aantal personen dat in de twee kampen verbleef, kunnen het geen kleine optrekjes geweest zijn.